Professor of Innovation Management
Hoewel het contra-intuïtief lijkt, toont een nieuw simulatiemodel aan dat – zonder confidentiële prijsafspraken – minder kapitaalkrachtige landen tot 12% hogere prijzen zullen betalen en veel later toegang zullen krijgen tot innovatieve geneesmiddelen in vergelijking met rijkere landen. Die rijkere landen zouden net de vruchten plukken door onmiddellijke toegang aan lagere prijzen. Voor landen uit de middenmoot, zoals België, blijven de prijzen en markttoegang ongeveer status quo. Deze conclusie druist in tegen de veronderstelling dat totale prijstransparantie rond nieuwe en innovatieve geneesmiddelen voor tot dan toe onbehandelbare ziektes zou leiden tot meer concurrentie, lagere prijzen voor iedereen en een grotere beschikbaarheid van deze geneesmiddelen voor meer patiënten in meer landen.
Dat is de belangrijkste conclusie van een nieuwe studie over de impact van prijstransparantie op de onderhandelingen en prijzen voor nieuwe en innovatieve geneesmiddelen. Professor Walter Van Dyck (Vlerick Business School) en professor Massimo Riccaboni (IMT School for Advanced Studies, Lucca, Italië) ontwikkelden hiervoor een wiskundig simulatiemodel en pasten dat model toe op de Europese markt. Ze vertrekken daarbij vanuit de reële lijstprijzen van geneesmiddelen, in combinatie met bestaande, economische marktprincipes van vraag en aanbod.
De ontwikkeling van nieuwe en innovatieve geneesmiddelen is een duur en tijdrovend proces. Het zijn typisch geneesmiddelen die onderhevig zijn aan een patent en die een genezing bieden bij eerder zeldzame ziektes die tot dan toe onbehandelbaar waren. De kostprijs voor de ontwikkeling van deze geneesmiddelen is dan vaak ook vrij hoog.
Op vandaag wordt deze door innovatie gedreven markt van geneesmiddelenontwikkeling gekenmerkt door vertrouwelijke overeenkomsten. De terugbetalingsinstanties van de afzonderlijke Europese landen onderhandelen elk voor zich met de farmaproducent over de kostprijs en terugbetaling van een geneesmiddel. De toegekende kortingen op de officiële lijstprijs van dat geneesmiddel zijn confidentieel.
Walter Van Dyck, professor Technologie & Innovatie aan Vlerick Business School en Directeur van het Vlerick Healthcare Management Centre, licht dat proces verder toe: “Voorstanders van prijstransparantie argumenteren dat openheid zal leiden tot lagere prijzen voor alle landen, en dus een betere toegang tot die geneesmiddelen voor meer patiënten in meer landen. Immers: wanneer alle kortingen openbaar zijn, kan iedereen dezelfde lage prijzen eisen. Uit een eerdere studie die de impact van transparantie tussen de Amerikaanse (vrije) markt en de Canadese (gereguleerde) markt simuleerde, bleek dat de Canadese prijzen substantieel zouden stijgen, terwijl Amerikaanse prijzen licht zouden dalen. Ons mathematische simulatiemodel toont datzelfde negatieve effect nu ook voor het eerst aan bij een vergelijking tussen alle Europese landen, inclusief Zwitserland.”
Het rekenmodel dat Walter van Dyck en Massimo Riccaboni gebouwd hebben, vertrekt van de lijstprijzen van geneesmiddelen die het IMT in Lucca (Italië) voor heel Europa bijhoudt. Daarop worden economische principes toegepast die bepalen hoe een prijs als resultaat van een Bertrand-Nash Equilibrium tot stand komt in onderhandelingen.
Walter Van Dyck: “Momenteel maakt de farmaceutische industrie gebruik van het ethische Ramsey-principe voor haar globale prijsbepaling. Welke prijs moet een monopoliehouder rekenen in globale markten voor zijn product om enerzijds maatschappelijk welzijn te maximaliseren maar anderzijds voldoende winst te maken om op onderhouden wijze de ontwikkeling te dekken? Het Ramsey-principe differentieert landenprijzen voor hetzelfde product. Landen met de sterkste financiële schouders worden gevraagd een hogere prijs te betalen dan de minder kapitaalkrachtige landen. Wil je landen met minder financiële slagkracht dus lagere prijzen en grotere kortingen toekennen, dan moet dat negatief verschil gecompenseerd worden door hogere prijzen in rijkere landen. Transparantie betekent dat je van dat principe afstapt. Gezien de basiskosten voor onderzoek en ontwikkeling echter niet veranderen, is het onmogelijk om iedereen hoge kortingen toe te kennen. Het gevolg is dus dat de prijzen zullen nivelleren naar het midden toe, om dezelfde basiswinst te kunnen garanderen. Vanuit maatschappelijk ethisch oogpunt lijkt transparantie dus verdedigbaar. Echter, uit ons onderzoek blijkt dat je een negatief economisch effect creëert bij de armere landen die geconfronteerd zullen worden met fors gestegen prijzen, maar ook met latere toegang tot innovatieve geneesmiddelen. Ze zullen dan ook niet willen meewerken aan een dergelijk transparantiesysteem en hun huidige vertrouwelijke afspraken willen behouden. Paradoxaal genoeg breng je dus net het omgekeerde maatschappelijk effect teweeg.”
In de rand van het onderzoek werd in juli 2020 ook een bevraging uitgevoerd bij 16 Europese uitbetalingsinstanties in 10 Europese landen. De resultaten daarvan liggen in lijn met de conclusies van de studie.
Walter Van Dyck: “Kenmerkend voor dit onderzoek is het verschil in perceptie tussen politici en betalers. De meerderheid van de politici ondersteunt de vraag om grotere transparantie. De betalers daarentegen begrijpen die vraag en ondersteunen ze ook in zekere mate. Alleen zijn ze zeer beducht voor de mogelijke schadelijke neveneffecten van een totale prijstransparantie. Volgens hen zorgt geheimhouding nog steeds voor de beste prijs. Als ze toch voor transparantie opteren, verkiezen ze eerder een beperkte vorm, waarbij landen met een gelijkaardige interne markt en economie in kleine groep gezamenlijk geneesmiddelen aankopen. Op vandaag bestaan er daar al voorbeelden van zoals Beneluxa bij ons en de Valetta-verklaring in het Zuiden van Europa.”
Professor Technology & Innovation Management and Faculty Dean