Professor of Reward & Sustainability
Er heerst op vandaag bij Belgische bedrijven een grote ontevredenheid over de (fiscale en parafiscale) heffingen op lonen. Vooral de hoge belasting op het vast en variabel salaris, en de belastingaanpak van het mobiliteitsbudget, moeten het ontgelden. Enkel de fiscaliteit van de aanvullende pensioenen kan op enige bijval rekenen. Naar de toekomst toe zijn bedrijven voorstander van een grondige hervorming, met als basisbeginsel de afbouw van de veelheid aan (para)fiscale regelingen rond extralegale voordelen in een noodzakelijke combinatie met een lagere heffing op de basisbestanddelen, meer bepaald het vast en variabel salaris.
Dat zijn de belangrijkste bevindingen van een diepgaand onderzoek rond de belastingheffing en de sociale zekerheid van verschillende beloningsinstrumenten, uitgevoerd door het Centre for Excellence in Strategic Rewards. van Vlerick Business School. Dankzij de samenwerking met de werkgeversorganisaties VBO en Voka, juridisch dienstverlener Claeys & Engels, en HR-dienstverlener Hudson namen niet minder dan 293 bedrijven deel aan het onderzoek. In het onderzoek kwamen drie luiken aan bod: de tevredenheid met de huidige loonfiscaliteit, de obstakels die bedrijven op vandaag ervaren, en de voorkeuren voor de toekomst.
Een eerste belangrijke vaststelling van het onderzoek is dat slechts 6% van de bedrijven tevreden is over de algemene loonheffing vanuit zowel fiscale als parafiscale hoek, en dit onafhankelijk van de grootte van het bedrijf. De respondenten hekelen vooral de hoge belasting en voorheffing op cash (inclusief vakantiegeld en eindejaarspremie) en op variabele verloning. Daarenboven kaart men aan dat er te veel verschillende regimes bestaan; er zijn maar liefst 35 verschillende systemen gebouwd rond allerlei extralegale voordelen. Daar bovenop komt dan nog eens een verschillende behandeling in de indirecte belastingen (personen- en vennootschapsbelasting) en de sociale zekerheid. Er werd bovendien heel wat specifieke commentaar geleverd op het mobiliteitsbudget, zoals de complexiteit, de onmogelijkheid om het mobiliteitsbudget onder te brengen in een overkoepelende aanpak van flexible rewards, de afwezigheid van sommige mobiliteitsinstrumenten in het mobiliteitsbudget, en het feit dat deze regeling veel minder interessant is indien het bedrijf niet is gevestigd in een regio die makkelijk bereikbaar is met het openbaar vervoer.
Het onderzoek besteedde ook aandacht aan de fiscale behandeling van de extralegale voordelen. Voor niet minder dan 35 extralegale voordelen werd bekeken hoeveel bedrijven hiervan gebruik maken, en ook hoe tevreden men hierover is. De top 3 van de meest gebruikte én meest gewaardeerde voordelen bestaat uit de bedrijfsfiets, de hospitalisatieverzekering, en de maaltijdcheques. Aan de andere zijde van het spectrum stellen de onderzoekers vast dat de terugbetaling van bijdragen in de derde pensioenpijler (het zogenaamde pensioensparen), de aandelengerelateerde vergoeding, de PC Privéregelingen en de intellectuele eigendom, relatief minder gebruikt worden en dat de tevredenheid hier telkens onder de 50% ligt.
Wat de voorkeuren voor de toekomst betreft, is er duidelijk nood aan een grondige hervorming: slechts 3% van de respondenten wil de huidige loonheffingen behouden. Toch zijn zij er zich van bewust dat het niet kan gaan om een eenduidige verlaging: men is bereid om het fiscale gunstregime van heel wat extralegale voordelen te laten vallen in ruil voor een lagere belasting op het vast en variabel salaris. Daarnaast klinkt een luide kreet om het mogelijk te maken dat werknemers een extra bijdrage kunnen doen in hun pensioenplan (bv. vanuit hun variabel loon); een soort tweede pijler ‘bis’, onder gunstige voorwaarden, en alleszins gunstiger dan in de huidige regeling. Tot slot zijn de deelnemende bedrijven ook koele minnaars van het systeem van onbeperkte bijdragen in de sociale zekerheid, in combinatie met beperkte uitkeringen.
Xavier Baeten, professor in Reward & Sustainability aan Vlerick Business School, vat het als volgt samen: ‘Bedrijven zijn zeer sterk vragende partij voor een vereenvoudiging van de huidige loonfiscaliteit. Ze beseffen zeer goed dat hun lokroep naar een gunstigere fiscale behandeling van vast en variabel salaris gepaard moet gaan met een afbouw van de veelheid aan specifieke fiscale gunstregimes voor allerhande extralegale voordelen. Als de overheid de loonfiscaliteit zou hervormen, waar een duidelijke nood aan is, zou het goed zijn om de fiscale (en parafiscale) gunstregimes op te bouwen rond een aantal maatschappelijke prioriteiten. Ik denk aan duurzame mobiliteit, financieel welzijn (bv. pensioenen, zorgverzekeringen) en ondersteuning voor thuiswerk. De nieuwe regering heeft er meteen een vette kluif aan.’